Vertaling van vinger
teen {zn.}
vingerafdruk {zn.}
pulken
vingeren {ww.}
ik peuter
jij peutert
hij/zij/het peutert
ik peuter
jij peutert
hij/zij/het peutert
» meer vervoegingen van peuteren
ik vinger
jij vingert
hij/zij/het vingert
ik vinger
jij vingert
hij/zij/het vingert
» meer vervoegingen van vingeren
Voorbeelden in zinsverband
Tom heeft in zijn vinger gesneden en het bloedt behoorlijk.
Tom heeft in zijn vinger gesneden en het bloedt behoorlijk.
Ik heb me met een mes in mijn vinger gesneden.
Ik heb me met een mes in mijn vinger gesneden.
O nee, ik heb mijn vinger per ongeluk afgezaagd! Wat nu?
O nee, ik heb mijn vinger per ongeluk afgezaagd! Wat nu?
De lerares wees met haar vinger naar mij en vroeg me om met haar mee te komen.
De lerares wees met haar vinger naar mij en vroeg me om met haar mee te komen.
Het is mooi met de vinger nagewezen te worden en te horen zeggen: hij is het
Het is mooi met de vinger nagewezen te worden en te horen zeggen: hij is het