Vertaling van programmeren
Inhoud:
Nederlands
Nederlands
programmeren {ww.}
programmeren {ww.}
ik programmeer
jij programmeert
hij/zij/het programmeert
ik programmeer
jij programmeert
hij/zij/het programmeert
» meer vervoegingen van programmeren
Dat zou iets zijn wat ik zou moeten programmeren.
Dat zou iets zijn wat ik zou moeten programmeren.
plannen, programmeren, geprogrammeerd, uitstippelen {ww.}
plannen
programmeren
geprogrammeerd
uitstippelen {ww.}
programmeren
geprogrammeerd
uitstippelen {ww.}
ik plan
jij plant
hij/zij/het plant
ik plan
jij plant
hij/zij/het plant
» meer vervoegingen van plannen
Ik heb hoedanook geen plannen.
Ik heb hoedanook geen plannen.
Wat zijn uw plannen voor vanavond?
Wat zijn uw plannen voor vanavond?