Vertaling van puur

Inhoud:

Nederlands
Nederlands
regelrecht, absoluut, onvermengd, onvoorwaardelijk, volstrekt, zuiver, puur {bn.}
regelrecht
absoluut
onvermengd
onvoorwaardelijk
volstrekt
zuiver
puur {bn.}
louter, puur, zuiver {bw.}
louter
puur
zuiver {bw.}
verregaand, vergaand, absoluut, onvermengd, onvoorwaardelijk, volstrekt, zuiver, puur {bn.}
verregaand
vergaand
absoluut
onvermengd
onvoorwaardelijk
volstrekt
zuiver
puur {bn.}
drievoudig, driedubbel, drievuldig, driewerf, triple, absoluut, onvermengd, onvoorwaardelijk, volstrekt, zuiver, puur {bn.}
drievoudig
driedubbel
drievuldig
driewerf
triple
absoluut
onvermengd
onvoorwaardelijk
volstrekt
zuiver
puur {bn.}
rasecht, volbloed, pur sang, absoluut, onvermengd, onvoorwaardelijk, volstrekt, zuiver, puur {bn.}
rasecht
volbloed
pur sang
absoluut
onvermengd
onvoorwaardelijk
volstrekt
zuiver
puur {bn.}
helder, louter, schoon, proper, puur, rein, zindelijk, zuiver {bn.}
helder
louter
schoon
proper
puur
rein
zindelijk
zuiver {bn.}
puren, putten {ww.}
puren
putten {ww.}

ik puur
jij puurt
hij/zij/het puurt

ik puur
jij puurt
hij/zij/het puurt
» meer vervoegingen van puren



Voorbeelden in zinsverband

Nederlands
Nederlands

Het was puur toeval dat ik haar leerde kennen.

Het was puur toeval dat ik haar leerde kennen.

Het was puur toeval dat Mary en ik op dezelfde trein zaten.

Het was puur toeval dat Mary en ik op dezelfde trein zaten.

Puur uit het oogpunt van klimaatverandering, zijn de steden al relatief groen.

Puur uit het oogpunt van klimaatverandering, zijn de steden al relatief groen.