Vertaling van rijk zijn
Inhoud:
Nederlands
Nederlands
rijk zijn, bezitten, erop nahouden {ww.}
rijk zijn
bezitten
erop nahouden {ww.}
bezitten
erop nahouden {ww.}
Hij wou rijk zijn.
Hij wou rijk zijn.
Wil je rijk zijn?
Wil je rijk zijn?
Voorbeelden in zinsverband
Nederlands
Nederlands
Hij wou rijk zijn.
Hij wou rijk zijn.
Wil je rijk zijn?
Wil je rijk zijn?