Vertaling van erop nahouden
Inhoud:
Nederlands
Nederlands
hebben, erop nahouden {ww.}
hebben
erop nahouden {ww.}
erop nahouden {ww.}
We hebben gisteren getennist.
We hebben gisteren getennist.
Boerderijen hebben schuren.
Boerderijen hebben schuren.
rijk zijn, bezitten, erop nahouden {ww.}
rijk zijn
bezitten
erop nahouden {ww.}
bezitten
erop nahouden {ww.}
Hij wou rijk zijn.
Hij wou rijk zijn.
Wil je rijk zijn?
Wil je rijk zijn?