Vertaling van spikkel

Inhoud:

Nederlands
Nederlands
spikkel, vlekje [o] {zn.}
spikkel
vlekje [o] {zn.}
oog [o], punt, stip, spikkel {zn.}
oog [o]
punt
stip
spikkel {zn.}
Oog om oog, tand om tand.
Oog om oog, tand om tand.
Mijn oog is opgezwollen.
Mijn oog is opgezwollen.
spikkelen, stippelen, punteren {ww.}
spikkelen
stippelen
punteren {ww.}

ik punteer
jij punteert
hij/zij/het punteert

ik spikkel
jij spikkelt
hij/zij/het spikkelt
» meer vervoegingen van spikkelen

punt [m] (de ~), puntje, stip [m] (de ~), tittel, stippel [m] (de ~), spikkel [m] (de ~) {zn.}
punt [m] (de ~)
puntje
stip [m] (de ~)
tittel
stippel [m] (de ~)
spikkel [m] (de ~) {zn.}
Het ligt op het puntje van mijn tong.
Het ligt op het puntje van mijn tong.
De woorden zelf liggen op het puntje van mijn tong, maar ik kan het maar niet zeggen.
De woorden zelf liggen op het puntje van mijn tong, maar ik kan het maar niet zeggen.


Gerelateerd aan spikkel

vlekje - oog - punt - stip - spikkelen - stippelen - punteren - puntje - tittel - stippelrondje