Vertaling van thuis

Inhoud:

Nederlands
Nederlands
thuis {bw.}
thuis {bw.}
thuis, tehuis {zn.}
thuis
tehuis {zn.}
Niemand thuis?
Niemand thuis?
Ben je thuis?
Ben je thuis?
thuis [o] (het ~), home [o] (het ~), tehuis [o] (het ~), honk [o] (het ~) {zn.}
thuis [o] (het ~)
home [o] (het ~)
tehuis [o] (het ~)
honk [o] (het ~) {zn.}
Home sweet home" of "Oost west, thuis best
Home sweet home" of "Oost west, thuis best
Zult ge thuis blijven?
Zult ge thuis blijven?
thuisblijven {ww.}
thuisblijven {ww.}

ik blijf thuis
jij blijft thuis
hij/zij/het blijft thuis

ik blijf thuis
jij blijft thuis
hij/zij/het blijft thuis
» meer vervoegingen van thuisblijven

Moet Tom thuisblijven vandaag?
Moet Tom thuisblijven vandaag?
Moet Tom thuisblijven vandaag?
Moet Tom thuisblijven vandaag?
thuisbezorgen {ww.}
thuisbezorgen {ww.}

ik bezorg thuis
ik bezorgde thuis
jij bezorgt thuis

ik bezorg thuis
ik bezorgde thuis
jij bezorgt thuis
» meer vervoegingen van thuisbezorgen

thuisbankieren {ww.}
thuisbankieren {ww.}

ik bankier thuis
ik bankierde thuis
jij bankiert thuis

ik bankier thuis
ik bankierde thuis
jij bankiert thuis
» meer vervoegingen van thuisbankieren

thuisblijven, thuiszitten {ww.}
thuisblijven
thuiszitten {ww.}

ik blijf thuis
jij blijft thuis
hij/zij/het blijft thuis

ik blijf thuis
jij blijft thuis
hij/zij/het blijft thuis
» meer vervoegingen van thuisblijven

Tom wilde thuisblijven met Maria.
Tom wilde thuisblijven met Maria.


Voorbeelden in zinsverband

Nederlands
Nederlands

Niemand thuis?

Niemand thuis?

Ben je thuis?

Ben je thuis?

Zult ge thuis blijven?

Zult ge thuis blijven?

Was Ken gisteren thuis?

Was Ken gisteren thuis?

Is je moeder thuis?

Is je moeder thuis?

Blijft ge thuis vanavond?

Blijft ge thuis vanavond?

Is je moeder thuis?

Is je moeder thuis?

Ik verveel me thuis!

Ik verveel me thuis!

David is thuis.

David is thuis.

Opvoeding begint thuis.

Opvoeding begint thuis.

Waart gij gisteravond thuis?

Waart gij gisteravond thuis?

Is je man thuis?

Is je man thuis?

Je bent nooit thuis.

Je bent nooit thuis.

Thuis blijven is saai.

Thuis blijven is saai.

Ik was thuis.

Ik was thuis.


Gerelateerd aan thuis

synoniemen

tehuis - home - honk - thuisblijven - thuisbezorgen - thuisbankieren - thuiszitten

verwante termen

woning - afleveren - bankieren - blijven