Vertaling van tuk
Inhoud:
Nederlands
Nederlands
Tuk {eigenn.}
Tuk {eigenn.}
dutje , tukje , uiltje , hazeslaapje, tuk, sluimering, hazeslaap, hazenslaapje , hazenslaap, dommel {zn.}
dutje
tukje
uiltje
hazeslaapje
tuk
sluimering
hazeslaap
hazenslaapje
hazenslaap
dommel {zn.}
tukje
uiltje
hazeslaapje
tuk
sluimering
hazeslaap
hazenslaapje
hazenslaap
dommel {zn.}
Ik heb tijdens de lunchpauze een tukje gedaan omdat ik erg moe was.
Ik heb tijdens de lunchpauze een tukje gedaan omdat ik erg moe was.
Het kan dat ik zo meteen opgeef en in plaats hiervan een dutje ga doen.
Het kan dat ik zo meteen opgeef en in plaats hiervan een dutje ga doen.
stapel, tuk, verkikkerd, verslingerd, verzot, dol, wild, gek, bezeten, geil {bn.}
stapel
tuk
verkikkerd
verslingerd
verzot
dol
wild
gek
bezeten
geil {bn.}
tuk
verkikkerd
verslingerd
verzot
dol
wild
gek
bezeten
geil {bn.}
dutten, tukken {ww.}
dutten
tukken {ww.}
tukken {ww.}
ik dut
jij dut
hij/zij/het dut
ik dut
jij dut
hij/zij/het dut
» meer vervoegingen van dutten
Ik ben aan het dutten.
Ik ben aan het dutten.