Vertaling van vast
ongetwijfeld
vast
wel degelijk
zeker {bw.}
inmiddels
vast
voorlopig
zolang {bw.}
hecht
stevig
vast {bn.}
vast
waarschijnlijk
wel
zeker {bw.}
onherroepelijk
vast {bn.}
gedurig
vast
voortdurend {bn.}
stellig
zeker
vast
vaststaand
verzekerd
wis {bn.}
star
vast {bn.}
stevig
vast {bw.}
vast
waarschijnlijk
wel
zeker {bw.}
deugdelijk
flink
gedegen
hecht
solide
vast {bn.}
ik vast
jij vast
hij/zij/het vast
ik vast
jij vast
hij/zij/het vast
» meer vervoegingen van vasten
ik vast
jij vast
hij/zij/het vast
ik vast
jij vast
hij/zij/het vast
» meer vervoegingen van vasten
Voorbeelden in zinsverband
Ze hielden elkaars handen vast.
Ze hielden elkaars handen vast.
Tom zit vast in het verleden.
Tom zit vast in het verleden.
"U maakt vast een grapje!" grijnsde Dima.
"U maakt vast een grapje!" grijnsde Dima.
Hou de vaas met beide handen vast.
Hou de vaas met beide handen vast.
Ik stond vast in de file.
Ik stond vast in de file.
Leg een datum vast voor de bijeenkomst.
Leg een datum vast voor de bijeenkomst.
Waarom hou je mijn handen vast?
Waarom hou je mijn handen vast?
Wij verlaten zeker en vast dit land.
Wij verlaten zeker en vast dit land.
De plank vroor aan de grond vast.
De plank vroor aan de grond vast.
Ze hield mijn hand stevig vast.
Ze hield mijn hand stevig vast.
Ze hield mijn arm stevig vast.
Ze hield mijn arm stevig vast.
Xueyou heeft een kaart van China vast.
Xueyou heeft een kaart van China vast.
Ze zijn vast op je aan het wachten.
Ze zijn vast op je aan het wachten.
Je houdt m'n hand vast op die foto.
Je houdt m'n hand vast op die foto.
Een vast inkomen is een belangrijk iets voor mij.
Een vast inkomen is een belangrijk iets voor mij.