Vertaling van verbinden
ik verbind
jij verbindt
hij/zij/het verbindt
ik verbind
jij verbindt
hij/zij/het verbindt
» meer vervoegingen van verbinden
associëren {ww.}
ik associeer
jij associeert
hij/zij/het associeert
ik verbind
jij verbindt
hij/zij/het verbindt
» meer vervoegingen van verbinden
omzwachtelen
inzwachtelen
zwachtelen {ww.}
ik inzwachtel
jij inzwachtelt
hij/zij/het inzwachtelt
ik verbind
jij verbindt
hij/zij/het verbindt
» meer vervoegingen van verbinden
samenvoegen
combineren {ww.}
ik combineer
jij combineert
hij/zij/het combineert
ik verbind
jij verbindt
hij/zij/het verbindt
» meer vervoegingen van verbinden
aansluiten {ww.}
ik sluit aan
jij sluit aan
hij/zij/het sluit aan
ik verbind
jij verbindt
hij/zij/het verbindt
» meer vervoegingen van verbinden
aan elkaar vastmaken {ww.}
ik verbind
jij verbindt
hij/zij/het verbindt
ik verbind
jij verbindt
hij/zij/het verbindt
» meer vervoegingen van verbinden
ik verbind
jij verbindt
hij/zij/het verbindt
ik verbind
jij verbindt
hij/zij/het verbindt
» meer vervoegingen van verbinden
verplichten {ww.}
ik verbind
jij verbindt
hij/zij/het verbindt
ik verbind
jij verbindt
hij/zij/het verbindt
» meer vervoegingen van verbinden
verbinden {ww.}
ik associeer
jij associeert
hij/zij/het associeert
ik associeer
jij associeert
hij/zij/het associeert
» meer vervoegingen van associëren
samenbinden
verbinden {ww.}
ik bind bijeen
jij bindt bijeen
hij/zij/het bindt bijeen
ik bind bijeen
jij bindt bijeen
hij/zij/het bindt bijeen
» meer vervoegingen van bijeenbinden
verbinden {ww.}
ik verbind
jij verbindt
hij/zij/het verbindt
ik verbind
jij verbindt
hij/zij/het verbindt
» meer vervoegingen van verbinden
binden
vastbinden
vastmaken
verbinden {ww.}
ik sluit aan
jij sluit aan
hij/zij/het sluit aan
ik sluit aan
jij sluit aan
hij/zij/het sluit aan
» meer vervoegingen van aansluiten
doen samenkleven
samenplakken
verbinden {bn.}