Vertaling van binden
inbinden {ww.}
ik bind
jij bindt
hij/zij/het bindt
ik bind
jij bindt
hij/zij/het bindt
» meer vervoegingen van binden
verdichten
aaneensluiten {ww.}
ik sluit aaneen
jij sluit aaneen
hij/zij/het sluit aaneen
ik bind
jij bindt
hij/zij/het bindt
» meer vervoegingen van binden
aanbinden
aanhechten
vastbinden {ww.}
ik bind aan
jij bindt aan
hij/zij/het bindt aan
ik bind
jij bindt
hij/zij/het bindt
» meer vervoegingen van binden
ik bind
jij bindt
hij/zij/het bindt
ik bind
jij bindt
hij/zij/het bindt
» meer vervoegingen van binden
ik bind
jij bindt
hij/zij/het bindt
ik bind
jij bindt
hij/zij/het bindt
» meer vervoegingen van binden
samenbinden {ww.}
ik bind
jij bindt
hij/zij/het bindt
ik bind
jij bindt
hij/zij/het bindt
» meer vervoegingen van binden
vastleggen {ww.}
ik bind
jij bindt
hij/zij/het bindt
ik bind
jij bindt
hij/zij/het bindt
» meer vervoegingen van binden
binden
vastbinden
vastmaken
verbinden {ww.}
ik sluit aan
jij sluit aan
hij/zij/het sluit aan
ik sluit aan
jij sluit aan
hij/zij/het sluit aan
» meer vervoegingen van aansluiten
ik bind
jij bindt
hij/zij/het bindt
ik bind
jij bindt
hij/zij/het bindt
» meer vervoegingen van binden
binden {ww.}
ik bind
jij bindt
hij/zij/het bindt
ik bind in
jij bindt in
hij/zij/het bindt in
» meer vervoegingen van inbinden
binden
vastbinden {ww.}
ik bind
jij bindt
hij/zij/het bindt
ik knevel
jij knevelt
hij/zij/het knevelt
» meer vervoegingen van knevelen
breidelen
ketenen
knevelen
knotten
kortwieken
binden {ww.}
ik beknot
jij beknot
hij/zij/het beknot
ik beknot
jij beknot
hij/zij/het beknot
» meer vervoegingen van beknotten