Vertaling van vorig

Inhoud:

Nederlands
Nederlands
vorig {bn.}
vorig {bn.}
verleden, voorafgaand, voorgaand, vorig, vroeger {bn.}
verleden
voorafgaand
voorgaand
vorig
vroeger {bn.}
vroeger, eerder, vorig {bn.}
vroeger
eerder
vorig {bn.}


Voorbeelden in zinsverband

Nederlands
Nederlands

Hij bezocht Kyoto vorig jaar.

Hij bezocht Kyoto vorig jaar.

Zijn vader is vorig jaar overleden.

Zijn vader is vorig jaar overleden.

Hij stopte met roken vorig jaar.

Hij stopte met roken vorig jaar.

Hij veranderde van school vorig jaar.

Hij veranderde van school vorig jaar.

Dit hotel is vorig jaar gebouwd.

Dit hotel is vorig jaar gebouwd.

Tweehonderd mensen stierven vorig jaar aan cholera.

Tweehonderd mensen stierven vorig jaar aan cholera.

Ik had een miskraam vorig jaar.

Ik had een miskraam vorig jaar.

Is hij in Hokkaido geweest vorig jaar?

Is hij in Hokkaido geweest vorig jaar?

Zijn vader is vorig jaar overleden.

Zijn vader is vorig jaar overleden.

Vorig jaar woonde ik in New York.

Vorig jaar woonde ik in New York.

Er was veel sneeuw vorig jaar.

Er was veel sneeuw vorig jaar.

Haar moeder is vorig jaar overleden.

Haar moeder is vorig jaar overleden.

Ik ben vorig jaar naar Japan gekomen.

Ik ben vorig jaar naar Japan gekomen.

Vorig jaar was er veel sneeuw.

Vorig jaar was er veel sneeuw.

Waarom woonde je in Kyoto vorig jaar?

Waarom woonde je in Kyoto vorig jaar?


Gerelateerd aan vorig

verleden - voorafgaand - voorgaand - vroeger - eerder