Vertaling van vrucht
Inhoud:
Nederlands
Nederlands
vrucht {zn.}
vrucht {zn.}
De vrucht is zoet.
De vrucht is zoet.
Zijn onderzoek droeg uiteindelijk vrucht.
Zijn onderzoek droeg uiteindelijk vrucht.
vrucht , oogst, opbrengst , rendement {zn.}
vrucht
oogst
opbrengst
rendement {zn.}
oogst
opbrengst
rendement {zn.}
Het zal schade aanrichten aan de oogst.
Het zal schade aanrichten aan de oogst.
vrucht , zaadbol {zn.}
vrucht
zaadbol {zn.}
zaadbol {zn.}
vrucht {zn.}
vrucht {zn.}
Voorbeelden in zinsverband
Nederlands
Nederlands
De vrucht is zoet.
De vrucht is zoet.
Zijn onderzoek droeg uiteindelijk vrucht.
Zijn onderzoek droeg uiteindelijk vrucht.