Vertaling van wiegen
Inhoud:
Nederlands
Nederlands
wiegen, schommelen {ww.}
wiegen
schommelen {ww.}
schommelen {ww.}
ik schommel
jij schommelt
hij/zij/het schommelt
ik wieg
jij wiegt
hij/zij/het wiegt
» meer vervoegingen van wiegen
wiegen {ww.}
wiegen {ww.}
ik wieg
jij wiegt
hij/zij/het wiegt
ik wieg
jij wiegt
hij/zij/het wiegt
» meer vervoegingen van wiegen
wippen, wiegen, wiegelen, schommelen, hobbelen, balanceren {ww.}
wippen
wiegen
wiegelen
schommelen
hobbelen
balanceren {ww.}
wiegen
wiegelen
schommelen
hobbelen
balanceren {ww.}
ik balanceer
jij balanceert
hij/zij/het balanceert
ik wip
jij wipt
hij/zij/het wipt
» meer vervoegingen van wippen
in slaap wiegen, wiegen {ww.}
in slaap wiegen
wiegen {ww.}
wiegen {ww.}
ik wieg
jij wiegt
hij/zij/het wiegt
ik wieg
jij wiegt
hij/zij/het wiegt
» meer vervoegingen van wiegen
wieg (mv. wiegen) {zn.}
wieg (mv. wiegen) {zn.}
wieg {zn.}
wieg {zn.}
wieg (mv. wiegen) {zn.}
wieg (mv. wiegen) {zn.}
wieg (mv. wiegen), bakermat {zn.}
wieg (mv. wiegen)
bakermat {zn.}
bakermat {zn.}