Vertaling van hobbelen

Inhoud:

Nederlands
Nederlands
hobbelen {ww.}
hobbelen {ww.}

ik hobbel
jij hobbelt
hij/zij/het hobbelt

ik hobbel
jij hobbelt
hij/zij/het hobbelt
» meer vervoegingen van hobbelen

wippen, wiegen, wiegelen, schommelen, hobbelen, balanceren {ww.}
wippen
wiegen
wiegelen
schommelen
hobbelen
balanceren {ww.}

ik balanceer
jij balanceert
hij/zij/het balanceert

ik wip
jij wipt
hij/zij/het wipt
» meer vervoegingen van wippen

schudden, stoten, horten, hobbelen {ww.}
schudden
stoten
horten
hobbelen {ww.}

ik hobbel
jij hobbelt
hij/zij/het hobbelt

ik schud
jij schudt
hij/zij/het schudt
» meer vervoegingen van schudden

Laten we handen schudden.
Laten we handen schudden.
Met gebalde vuist kan je iemands hand niet schudden.
Met gebalde vuist kan je iemands hand niet schudden.
hobbelen {ww.}
hobbelen {ww.}

ik hobbel
jij hobbelt
hij/zij/het hobbelt

ik hobbel
jij hobbelt
hij/zij/het hobbelt
» meer vervoegingen van hobbelen



Gerelateerd aan hobbelen

wippen - wiegen - wiegelen - schommelen - balanceren - schudden - stoten - hortenkarren - eruitzien