Vertaling van zegening
Inhoud:
Nederlands
Nederlands
zegening , inzegening , wijding {zn.}
zegening
inzegening
wijding {zn.}
inzegening
wijding {zn.}
zegening {zn.}
zegening {zn.}
zegen, inwijding, wijding, zegening {zn.}
zegen
inwijding
wijding
zegening {zn.}
inwijding
wijding
zegening {zn.}
Kinderen zijn een zegen.
Kinderen zijn een zegen.
zegen , zegening , zegenwens, zegenbede, heilwens {zn.}
zegen
zegening
zegenwens
zegenbede
heilwens {zn.}
zegening
zegenwens
zegenbede
heilwens {zn.}
weldaad , zegen , zegening , weldadigheid {zn.}
weldaad
zegen
zegening
weldadigheid {zn.}
zegen
zegening
weldadigheid {zn.}
Hij, die een weldaad heeft gegeven, moet zwijgen; hij die het ontvangen heeft, moet spreken.
Hij, die een weldaad heeft gegeven, moet zwijgen; hij die het ontvangen heeft, moet spreken.