Vertaling van zich haasten
Inhoud:
Nederlands
Nederlands
zich haasten, haast maken {ww.}
zich haasten
haast maken {ww.}
haast maken {ww.}
zich haasten, haast maken {ww.}
zich haasten
haast maken {ww.}
haast maken {ww.}
jagen, zich voorthaasten, zich haasten, jachten, haast hebben {ww.}
jagen
zich voorthaasten
zich haasten
jachten
haast hebben {ww.}
zich voorthaasten
zich haasten
jachten
haast hebben {ww.}
Hij houdt van jagen.
Hij houdt van jagen.
zich spoeden, zich haasten, spoed maken, voortmaken, haast maken {ww.}
zich spoeden
zich haasten
spoed maken
voortmaken
haast maken {ww.}
zich haasten
spoed maken
voortmaken
haast maken {ww.}