Vertaling van zich voorthaasten
Inhoud:
Nederlands
Nederlands
jagen, zich voorthaasten, zich haasten, jachten, haast hebben {ww.}
jagen
zich voorthaasten
zich haasten
jachten
haast hebben {ww.}
zich voorthaasten
zich haasten
jachten
haast hebben {ww.}
Hij houdt van jagen.
Hij houdt van jagen.