Vertaling van jagen
zich voorthaasten
zich haasten
jachten
haast hebben {ww.}
ik jacht
jij jacht
hij/zij/het jacht
ik jaag
jij jaagt
hij/zij/het jaagt
» meer vervoegingen van jagen
bejagen
jacht maken op {ww.}
ik bejaag
jij bejaagt
hij/zij/het bejaagt
ik jaag
jij jaagt
hij/zij/het jaagt
» meer vervoegingen van jagen
najagen {ww.}
ik jaag
jij jaagt
hij/zij/het jaagt
ik jaag
jij jaagt
hij/zij/het jaagt
» meer vervoegingen van jagen
ik jaag
jij jaagt
hij/zij/het jaagt
ik jaag
jij jaagt
hij/zij/het jaagt
» meer vervoegingen van jagen
ik jaag
jij jaagt
hij/zij/het jaagt
ik jaag
jij jaagt
hij/zij/het jaagt
» meer vervoegingen van jagen
haasten
jagen
vlotten
voortmaken
voortjagen
jachten {ww.}
ik haast
jij haast
hij/zij/het haast
ik schiet op
jij schiet op
hij/zij/het schiet op
» meer vervoegingen van opschieten
jagen {ww.}
ik drijf
jij drijft
hij/zij/het drijft
ik drijf
jij drijft
hij/zij/het drijft
» meer vervoegingen van drijven