Vertaling van drijven

Inhoud:

Nederlands
Nederlands
drijven, voortdrijven, opjagen, aandrijven {ww.}
drijven
voortdrijven
opjagen
aandrijven {ww.}

ik drijf aan
jij drijft aan
hij/zij/het drijft aan

ik drijf
jij drijft
hij/zij/het drijft
» meer vervoegingen van drijven

Het recht tot op de spits drijven is het onrecht tot op de spits drijven
Het recht tot op de spits drijven is het onrecht tot op de spits drijven
drijven, op drift zijn, afdrijven {ww.}
drijven
op drift zijn
afdrijven {ww.}

ik drijf af
jij drijft af
hij/zij/het drijft af

ik drijf
jij drijft
hij/zij/het drijft
» meer vervoegingen van drijven

drijven, vlotten, dobberen {ww.}
drijven
vlotten
dobberen {ww.}

ik dobber
jij dobbert
hij/zij/het dobbert

ik drijf
jij drijft
hij/zij/het drijft
» meer vervoegingen van drijven

drijven, praktizeren, uitoefenen {ww.}
drijven
praktizeren
uitoefenen {ww.}

ik drijf
jij drijft
hij/zij/het drijft

ik drijf
jij drijft
hij/zij/het drijft
» meer vervoegingen van drijven

zwemmen, baden, drijven {ww.}
zwemmen
baden
drijven {ww.}

ik baad
jij baadt
hij/zij/het baadt

ik zwem
jij zwemt
hij/zij/het zwemt
» meer vervoegingen van zwemmen

Hij kan niet zwemmen.
Hij kan niet zwemmen.
Ik wil leren zwemmen.
Ik wil leren zwemmen.
drijven, gedreven {ww.}
drijven
gedreven {ww.}

ik drijf
jij drijft
hij/zij/het drijft

ik drijf
jij drijft
hij/zij/het drijft
» meer vervoegingen van drijven

drijven {bn.}
drijven {bn.}
zetten, aanzetten, drijven, manen, aanjagen, , pramen, instigeren, aanporren, aanmanen, aandrijven, aansporen {ww.}
zetten
aanzetten
drijven
manen
aanjagen

pramen
instigeren
aanporren
aanmanen
aandrijven
aansporen {ww.}

ik drijf aan
jij drijft aan
hij/zij/het drijft aan

ik zet
jij zet
hij/zij/het zet
» meer vervoegingen van zetten

Op de manen van Jupiter zou er leven kunnen zijn.
Op de manen van Jupiter zou er leven kunnen zijn.
Hij kwam ook met alweer een andere twijfelachtige conclusie aanzetten.
Hij kwam ook met alweer een andere twijfelachtige conclusie aanzetten.
zeilen, drijven, zweven {ww.}
zeilen
drijven
zweven {ww.}

ik drijf
jij drijft
hij/zij/het drijft

ik zeil
jij zeilt
hij/zij/het zeilt
» meer vervoegingen van zeilen

Ik zou graag rond de wereld zeilen.
Ik zou graag rond de wereld zeilen.
Vind je het leuk om te gaan zeilen?
Vind je het leuk om te gaan zeilen?
bovenblijven, drijven {ww.}
bovenblijven
drijven {ww.}

ik blijf boven
jij blijft boven
hij/zij/het blijft boven

ik blijf boven
jij blijft boven
hij/zij/het blijft boven
» meer vervoegingen van bovenblijven

jagen, drijven {ww.}
jagen
drijven {ww.}

ik drijf
jij drijft
hij/zij/het drijft

ik jaag
jij jaagt
hij/zij/het jaagt
» meer vervoegingen van jagen