Vertaling van zich sluiten
Inhoud:
Nederlands
Nederlands
sluiten, dichtgaan, zich sluiten, toevallen, toegroeien, toegaan {ww.}
sluiten
dichtgaan
zich sluiten
toevallen
toegroeien
toegaan {ww.}
dichtgaan
zich sluiten
toevallen
toegroeien
toegaan {ww.}
We hoorden de deur dichtgaan.
We hoorden de deur dichtgaan.
Wilt ge zo goed zijn het venster te sluiten?
Wilt ge zo goed zijn het venster te sluiten?