Vertaling van zwabber

Inhoud:

Nederlands
Nederlands
zwabber {zn.}
zwabber {zn.}
zwabber {zn.}
zwabber {zn.}
zwabber {zn.}
zwabber {zn.}
zwijnjak, zwierbol, zwijn, zwabber, sjap, losbol, brasser [m], boemelaar [m] {zn.}
zwijnjak
zwierbol
zwijn
zwabber
sjap
losbol
brasser [m]
boemelaar [m] {zn.}
zwabber [m] (de ~) {zn.}
zwabber [m] (de ~) {zn.}
zwabberen {ww.}
zwabberen {ww.}

ik zwabber
jij zwabbert
hij/zij/het zwabbert

ik zwabber
jij zwabbert
hij/zij/het zwabbert
» meer vervoegingen van zwabberen

zwabberen {ww.}
zwabberen {ww.}

ik zwabber
jij zwabbert
hij/zij/het zwabbert

ik zwabber
jij zwabbert
hij/zij/het zwabbert
» meer vervoegingen van zwabberen

zwabberen {ww.}
zwabberen {ww.}

ik zwabber
jij zwabbert
hij/zij/het zwabbert

ik zwabber
jij zwabbert
hij/zij/het zwabbert
» meer vervoegingen van zwabberen



Gerelateerd aan zwabber

zwijnjak - zwierbol - zwijn - sjap - losbol - brasser - boemelaar - zwabberenveger - reinigen