Vertaling van Hoe gaat het?

Inhoud:

Nederlands
Zweeds
aangaan, denderen, rommelen, rumoeren, te keer gaan, leven maken, lawaai maken {ww.}
larma
ramla
bullra
aangaan, betreffen, gelden, raken {ww.}
beträffa
afgaan, vertrekken, weggaan, zich verwijderen {ww.}
ge sig iväg
aangaan, formeren, vormen {ww.}
formera
dana
forma
bilda
doodgaan, overlijden, sterven, verscheiden, versmachten {ww.}

avlida
Ik wil met Getter Jaani sterven.
Jag vill med Getter Jaani.