Vertaling van brengen

Inhoud:

Nederlands
Zweeds
brengen, dragen, voeren, voorhebben {ww.}
bära
besturen, brengen, leiden, geleiden, voeren {ww.}
föra


Voorbeelden in zinsverband

Nederlands
Zweeds

Dat zal je in gevaar brengen.

Det kommer försätta dig i fara.

Ik wil een boot die me hier ver vandaan zal brengen.

Jag vill ha en båt som kan ta mig långt härifrån.


Gerelateerd aan brengen

dragen - voeren - voorhebben - besturen - leiden - geleiden