Vertaling van voeren
Inhoud:
Nederlands
Zweeds
overbrengen, transporteren, voeren, vervoeren {ww.}
transportera
forsla
frakta
befordra
forsla
frakta
befordra
besturen, brengen, leiden, geleiden, voeren {ww.}
föra
brengen, dragen, voeren, voorhebben {ww.}
bära
gaan, karren, rijden, varen {ww.}
åka
fara
fara