Vertaling van net

Inhoud:

Nederlands
Zweeds
net [o] {zn.}
nät
fraai, mooi, knap, net, schoon {bn.}
skön
vacker
helder, net, zindelijk {bn.}
renlig
degelijk, eerlijk, eerzaam, fatsoenlijk, net {bn.}
redlig
ärlig
juist, net, pas, straks, zojuist, zoëven, daarnet, daarstraks, zonet {bw.}
just
nyss


Voorbeelden in zinsverband

Nederlands
Zweeds

Ik ben net klaar met eten.

Jag har precis ätit färdig.

Mijn broer is net zo groot als ik.

Min bror är lika lång som jag.

Ik wilde net mijn e-mail gaan controleren.

Jag ville bara kolla min mejl.


Gerelateerd aan net

fraai - mooi - knap - schoon - helder - zindelijk - degelijk - eerlijk - eerzaam - fatsoenlijk - juist - pas - straks - zojuist - zoëven