Vertaling van nood

Inhoud:

Nederlands
Zweeds
behoefte [v], nood {zn.}
förnödenhet
behov
gevaar, nood, onraad, perikel {zn.}
fara
våda
Dat zal je in gevaar brengen.
Det kommer försätta dig i fara.
inviteren, noden, uitnodigen, vragen {ww.}
uppbjuda
inbjuda
invitera
bjuda


Gerelateerd aan nood

behoefte - gevaar - onraad - perikel - inviteren - noden - uitnodigen - vragen