Vertaling van vastmaken

Inhoud:

Nederlands
Zweeds
bepalen, bevestigen, fixeren, tuigeren, vastmaken, vaststellen {ww.}
fästa
befästa
aansluiten, binden, vastbinden, vastmaken, verbinden {ww.}
snöra
binda


Gerelateerd aan vastmaken

bepalen - bevestigen - fixeren - tuigeren - vaststellen - aansluiten - binden - vastbinden - verbinden