Vervoeging van aanslaan

  • Onvoltooid tegenwoordige tijd

    • ik sla aan
    • jij slaat aan
    • hij/zij/het slaat aan
    • wij slaan aan
    • jullie slaan aan
    • zij slaan aan
  • Onvoltooid verleden tijd

    • ik sloeg aan
    • jij sloeg aan
    • hij/zij/het sloeg aan
    • wij sloegen aan
    • jullie sloegen aan
    • zij sloegen aan
  • Voltooid tegenwoordige tijd

    • ik heb aangeslagen
    • jij hebt aangeslagen
    • hij/zij/het heeft aangeslagen
    • wij hebben aangeslagen
    • jullie hebben aangeslagen
    • zij hebben aangeslagen
  • Voltooid verleden tijd

    • ik had aangeslagen
    • jij had aangeslagen
    • hij/zij/het had aangeslagen
    • wij hadden aangeslagen
    • jullie hadden aangeslagen
    • zij hadden aangeslagen
  • Toekomende tijd I

    • ik zal aanslaan
    • jij zult aanslaan
    • hij/zij/het zal aanslaan
    • wij zullen aanslaan
    • jullie zullen aanslaan
    • zij zullen aanslaan
  • Toekomende tijd II

    • ik zal aangeslagen hebben
    • jij zult aangeslagen hebben
    • hij/zij/het zal aangeslagen hebben
    • wij zullen aangeslagen hebben
    • jullie zullen aangeslagen hebben
    • zij zullen aangeslagen hebben
  • Conditionalis I

    • ik zou aanslaan
    • jij zou aanslaan
    • hij/zij/het zou aanslaan
    • wij zouden aanslaan
    • jullie zouden aanslaan
    • zij zouden aanslaan
  • Conditionalis II

    • ik zou hebben aangeslagen
    • jij zou hebben aangeslagen
    • hij/zij/het zou hebben aangeslagen
    • wij zouden hebben aangeslagen
    • jullie zouden hebben aangeslagen
    • zij zouden hebben aangeslagen
  • Imperatief

    • jij sla aan
    • jullie slaat aan

Verwijzingen

Bekijk 7 definitie(s) van aanslaan