Vervoeging van aanvallen

  • Onvoltooid tegenwoordige tijd

    • ik val aan
    • jij valt aan
    • hij/zij/het valt aan
    • wij vallen aan
    • jullie vallen aan
    • zij vallen aan
  • Onvoltooid verleden tijd

    • ik viel aan
    • jij viel aan
    • hij/zij/het viel aan
    • wij vielen aan
    • jullie vielen aan
    • zij vielen aan
  • Voltooid tegenwoordige tijd

    • ik heb aangevallen
    • jij hebt aangevallen
    • hij/zij/het heeft aangevallen
    • wij hebben aangevallen
    • jullie hebben aangevallen
    • zij hebben aangevallen
  • Voltooid verleden tijd

    • ik had aangevallen
    • jij had aangevallen
    • hij/zij/het had aangevallen
    • wij hadden aangevallen
    • jullie hadden aangevallen
    • zij hadden aangevallen
  • Toekomende tijd I

    • ik zal aanvallen
    • jij zult aanvallen
    • hij/zij/het zal aanvallen
    • wij zullen aanvallen
    • jullie zullen aanvallen
    • zij zullen aanvallen
  • Toekomende tijd II

    • ik zal aangevallen hebben
    • jij zult aangevallen hebben
    • hij/zij/het zal aangevallen hebben
    • wij zullen aangevallen hebben
    • jullie zullen aangevallen hebben
    • zij zullen aangevallen hebben
  • Conditionalis I

    • ik zou aanvallen
    • jij zou aanvallen
    • hij/zij/het zou aanvallen
    • wij zouden aanvallen
    • jullie zouden aanvallen
    • zij zouden aanvallen
  • Conditionalis II

    • ik zou hebben aangevallen
    • jij zou hebben aangevallen
    • hij/zij/het zou hebben aangevallen
    • wij zouden hebben aangevallen
    • jullie zouden hebben aangevallen
    • zij zouden hebben aangevallen
  • Imperatief

    • jij val aan
    • jullie valt aan

Verwijzingen

Bekijk 2 definitie(s) van aanvallen