Vervoeging van inlossen

Nederlands

Engels

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik los in
  • jij lost in
  • hij/zij/het lost in
  • wij lossen in
  • jullie lossen in
  • zij lossen in

Present

  • I redeem
  • you redeem
  • he/she/it redeems
  • we redeem
  • you redeem
  • they redeem

Onvoltooid verleden tijd

  • ik loste in
  • jij loste in
  • hij/zij/het loste in
  • wij losten in
  • jullie losten in
  • zij losten in

Simple past

  • I redeemed
  • you redeemed
  • he/she/it redeemed
  • we redeemed
  • you redeemed
  • they redeemed

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb ingelost
  • jij hebt ingelost
  • hij/zij/het heeft ingelost
  • wij hebben ingelost
  • jullie hebben ingelost
  • zij hebben ingelost

Present perfect

  • I have redeemed
  • you have redeemed
  • he/she/it has redeemed
  • we have redeemed
  • you have redeemed
  • they have redeemed

Voltooid verleden tijd

  • ik had ingelost
  • jij had ingelost
  • hij/zij/het had ingelost
  • wij hadden ingelost
  • jullie hadden ingelost
  • zij hadden ingelost

Past perfect

  • I had redeemed
  • you had redeemed
  • he/she/it had redeemed
  • we had redeemed
  • you had redeemed
  • they had redeemed

Toekomende tijd I

  • ik zal inlossen
  • jij zult inlossen
  • hij/zij/het zal inlossen
  • wij zullen inlossen
  • jullie zullen inlossen
  • zij zullen inlossen

Future

  • I will redeem
  • you will redeem
  • he/she/it will redeem
  • we will redeem
  • you will redeem
  • they will redeem

Toekomende tijd II

  • ik zal ingelost hebben
  • jij zult ingelost hebben
  • hij/zij/het zal ingelost hebben
  • wij zullen ingelost hebben
  • jullie zullen ingelost hebben
  • zij zullen ingelost hebben

Future perfect

  • I will have redeemed
  • you will have redeemed
  • he/she/it will have redeemed
  • we will have redeemed
  • you will have redeemed
  • they will have redeemed

Conditionalis I

  • ik zou inlossen
  • jij zou inlossen
  • hij/zij/het zou inlossen
  • wij zouden inlossen
  • jullie zouden inlossen
  • zij zouden inlossen

Conditional present

  • I would redeem
  • you would redeem
  • he/she/it would redeem
  • we would redeem
  • you would redeem
  • they would redeem

Conditionalis II

  • ik zou hebben ingelost
  • jij zou hebben ingelost
  • hij/zij/het zou hebben ingelost
  • wij zouden hebben ingelost
  • jullie zouden hebben ingelost
  • zij zouden hebben ingelost

Conditional perfect

  • I would have redeemed
  • you would have redeemed
  • he/she/it would have redeemed
  • we would have redeemed
  • you would have redeemed
  • they would have redeemed

Imperatief

  • jij los in
  • jullie lost in

Imperative

  • you redeem
  • you redeem

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van inlossen