Vervoeging van inslaan

  • Onvoltooid tegenwoordige tijd

    • ik sla in
    • jij slaat in
    • hij/zij/het slaat in
    • wij slaan in
    • jullie slaan in
    • zij slaan in
  • Onvoltooid verleden tijd

    • ik sloeg in
    • jij sloeg in
    • hij/zij/het sloeg in
    • wij sloegen in
    • jullie sloegen in
    • zij sloegen in
  • Voltooid tegenwoordige tijd

    • ik heb ingeslagen
    • jij hebt ingeslagen
    • hij/zij/het heeft ingeslagen
    • wij hebben ingeslagen
    • jullie hebben ingeslagen
    • zij hebben ingeslagen
  • Voltooid verleden tijd

    • ik had ingeslagen
    • jij had ingeslagen
    • hij/zij/het had ingeslagen
    • wij hadden ingeslagen
    • jullie hadden ingeslagen
    • zij hadden ingeslagen
  • Toekomende tijd I

    • ik zal inslaan
    • jij zult inslaan
    • hij/zij/het zal inslaan
    • wij zullen inslaan
    • jullie zullen inslaan
    • zij zullen inslaan
  • Toekomende tijd II

    • ik zal ingeslagen hebben
    • jij zult ingeslagen hebben
    • hij/zij/het zal ingeslagen hebben
    • wij zullen ingeslagen hebben
    • jullie zullen ingeslagen hebben
    • zij zullen ingeslagen hebben
  • Conditionalis I

    • ik zou inslaan
    • jij zou inslaan
    • hij/zij/het zou inslaan
    • wij zouden inslaan
    • jullie zouden inslaan
    • zij zouden inslaan
  • Conditionalis II

    • ik zou hebben ingeslagen
    • jij zou hebben ingeslagen
    • hij/zij/het zou hebben ingeslagen
    • wij zouden hebben ingeslagen
    • jullie zouden hebben ingeslagen
    • zij zouden hebben ingeslagen
  • Imperatief

    • jij sla in
    • jullie slaat in

Verwijzingen

Bekijk 5 definitie(s) van inslaan