Vervoeging van ontnemen

  • Onvoltooid tegenwoordige tijd

    • ik ontneem
    • jij ontneemt
    • hij/zij/het ontneemt
    • wij ontnemen
    • jullie ontnemen
    • zij ontnemen
  • Onvoltooid verleden tijd

    • ik ontnam
    • jij ontnam
    • hij/zij/het ontnam
    • wij ontnamen
    • jullie ontnamen
    • zij ontnamen
  • Voltooid tegenwoordige tijd

    • ik heb ontnomen
    • jij hebt ontnomen
    • hij/zij/het heeft ontnomen
    • wij hebben ontnomen
    • jullie hebben ontnomen
    • zij hebben ontnomen
  • Voltooid verleden tijd

    • ik had ontnomen
    • jij had ontnomen
    • hij/zij/het had ontnomen
    • wij hadden ontnomen
    • jullie hadden ontnomen
    • zij hadden ontnomen
  • Toekomende tijd I

    • ik zal ontnemen
    • jij zult ontnemen
    • hij/zij/het zal ontnemen
    • wij zullen ontnemen
    • jullie zullen ontnemen
    • zij zullen ontnemen
  • Toekomende tijd II

    • ik zal ontnomen hebben
    • jij zult ontnomen hebben
    • hij/zij/het zal ontnomen hebben
    • wij zullen ontnomen hebben
    • jullie zullen ontnomen hebben
    • zij zullen ontnomen hebben
  • Conditionalis I

    • ik zou ontnemen
    • jij zou ontnemen
    • hij/zij/het zou ontnemen
    • wij zouden ontnemen
    • jullie zouden ontnemen
    • zij zouden ontnemen
  • Conditionalis II

    • ik zou hebben ontnomen
    • jij zou hebben ontnomen
    • hij/zij/het zou hebben ontnomen
    • wij zouden hebben ontnomen
    • jullie zouden hebben ontnomen
    • zij zouden hebben ontnomen
  • Imperatief

    • jij ontneem
    • jullie ontneemt

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van ontnemen