Vervoeging van zullen
Nederlands
Engels
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik zal
- jij zult
- hij/zij/het zal
- wij zullen
- jullie zullen
- zij zullen
Present
- I go
- you go
- he/she/it goes
- we go
- you go
- they go
Onvoltooid verleden tijd
- ik zou
- jij zou
- hij/zij/het zou
- wij zouden
- jullie zouden
- zij zouden
Simple past
- I went
- you went
- he/she/it went
- we went
- you went
- they went