Vervoeging van know
Onbepaalde wijs (infinitief): to know
Engels
Nederlands
Present
- he/she/it knows
- they know
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- hij/zij/het kiert
- zij kieren
Simple past
- he/she/it knew
- they knew
Onvoltooid verleden tijd
- hij/zij/het kierde
- zij kierden
Present perfect
- he/she/it has known
- they have known
Voltooid tegenwoordige tijd
- hij/zij/het heeft gekierd
- zij hebben gekierd
Past perfect
- he/she/it had known
- they had known
Voltooid verleden tijd
- hij/zij/het had gekierd
- zij hadden gekierd
Future
- he/she/it will know
- they will know
Toekomende tijd I
- hij/zij/het zal kieren
- zij zult kieren
Future perfect
- he/she/it will have known
- they will have known
Toekomende tijd II
- hij/zij/het zal gekierd hebben
- zij zult gekierd hebben
Conditional present
- he/she/it would know
- they would know
Conditionalis I
- hij/zij/het zal kieren
- zij zullen kieren
Conditional perfect
- he/she/it would have known
- they would have known
Conditionalis II
- hij/zij/het zal hebben gekierd
- zij zullen hebben gekierd