Vervoeging van enregistrer

Frans

Nederlands

Présent

  • j'enregistre
  • tu enregistres
  • il/elle enregistre
  • nous enregistrons
  • vous enregistrez
  • ils/elles enregistrent

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik boek
  • jij boekt
  • hij/zij/het boekt
  • wij boeken
  • jullie boeken
  • zij boeken

Indicatif imparfait

  • j'enregistrais
  • tu enregistrais
  • il/elle enregistrait
  • nous enregistrions
  • vous enregistriez
  • ils/elles enregistraient

Onvoltooid verleden tijd

  • ik boekte
  • jij boekte
  • hij/zij/het boekte
  • wij boekten
  • jullie boekten
  • zij boekten

Indicatif passé composé

  • j'ai enregistré
  • tu as enregistré
  • il/elle a enregistré
  • nous avons enregistré
  • vous avez enregistré
  • ils/elles ont enregistré

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb geboekt
  • jij hebt geboekt
  • hij/zij/het heeft geboekt
  • wij hebben geboekt
  • jullie hebben geboekt
  • zij hebben geboekt

Indicatif plus-que-parfait

  • j'avais enregistré
  • tu avais enregistré
  • il/elle avait enregistré
  • nous avions enregistré
  • vous aviez enregistré
  • ils/elles avaient enregistré

Voltooid verleden tijd

  • ik had geboekt
  • jij had geboekt
  • hij/zij/het had geboekt
  • wij hadden geboekt
  • jullie hadden geboekt
  • zij hadden geboekt

Indicatif futur

  • j'enregistrerai
  • tu enregistreras
  • il/elle enregistrera
  • nous enregistrerons
  • vous enregistrerez
  • ils/elles enregistreront

Toekomende tijd I

  • ik zal boeken
  • jij zult boeken
  • hij/zij/het zal boeken
  • wij zullen boeken
  • jullie zullen boeken
  • zij zullen boeken

Indicatif futur antérieur

  • j'aurai enregistré
  • tu auras enregistré
  • il/elle aura enregistré
  • nous aurons enregistré
  • vous aurez enregistré
  • ils/elles auront enregistré

Toekomende tijd II

  • ik zal geboekt hebben
  • jij zult geboekt hebben
  • hij/zij/het zal geboekt hebben
  • wij zullen geboekt hebben
  • jullie zullen geboekt hebben
  • zij zullen geboekt hebben

Conditionnel présent

  • j'enregistrerais
  • tu enregistrerais
  • il/elle enregistrerait
  • nous enregistrerions
  • vous enregistreriez
  • ils/elles enregistreraient

Conditionalis I

  • ik zou boeken
  • jij zou boeken
  • hij/zij/het zou boeken
  • wij zouden boeken
  • jullie zouden boeken
  • zij zouden boeken

Conditionnel passé (1ère forme)

  • j'aurais enregistré
  • tu aurais enregistré
  • il/elle aurait enregistré
  • nous aurions enregistré
  • vous auriez enregistré
  • ils/elles auraient enregistré

Conditionalis II

  • ik zou hebben geboekt
  • jij zou hebben geboekt
  • hij/zij/het zou hebben geboekt
  • wij zouden hebben geboekt
  • jullie zouden hebben geboekt
  • zij zouden hebben geboekt

Impératif

  • tu enregistre
  • vous enregistrez

Imperatief

  • jij boek
  • jullie boekt