Vervoeging van aangeven
Onbepaalde wijs (infinitief): aangeven
Nederlands
Spaans
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik geef aan
- jij geeft aan
- hij/zij/het geeft aan
- wij geven aan
- jullie geven aan
- zij geven aan
Indicativo presente
- yo paso
- tú pasas
- él/ella pasa
- nosotros pasamos
- vosotros pasáis
- ellos/ellas pasan
Onvoltooid verleden tijd
- ik gaf aan
- jij gaf aan
- hij/zij/het gaf aan
- wij gaven aan
- jullie gaven aan
- zij gaven aan
Indefinido
- yo pasé
- tú pasaste
- él/ella pasó
- nosotros pasamos
- vosotros pasasteis
- ellos/ellas pasaron
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb aangegeven
- jij hebt aangegeven
- hij/zij/het heeft aangegeven
- wij hebben aangegeven
- jullie hebben aangegeven
- zij hebben aangegeven
Pretérito perfecto compuesto
- yo he pasado
- tú has pasado
- él/ella ha pasado
- nosotros hemos pasado
- vosotros habéis pasado
- ellos/ellas han pasado
Voltooid verleden tijd
- ik had aangegeven
- jij had aangegeven
- hij/zij/het had aangegeven
- wij hadden aangegeven
- jullie hadden aangegeven
- zij hadden aangegeven
Pluscuamperfecto
- yo había pasado
- tú habías pasado
- él/ella había pasado
- nosotros habíamos pasado
- vosotros habíais pasado
- ellos/ellas habían pasado
Toekomende tijd I
- ik zal aangeven
- jij zult aangeven
- hij/zij/het zal aangeven
- wij zullen aangeven
- jullie zullen aangeven
- zij zullen aangeven
Futuro I
- yo pasaré
- tú pasarás
- él/ella pasará
- nosotros pasaremos
- vosotros pasaréis
- ellos/ellas pasarán
Toekomende tijd II
- ik zal aangegeven hebben
- jij zult aangegeven hebben
- hij/zij/het zal aangegeven hebben
- wij zullen aangegeven hebben
- jullie zullen aangegeven hebben
- zij zullen aangegeven hebben
Futuro perfecto
- yo habré pasado
- tú habrás pasado
- él/ella habrá pasado
- nosotros habremos pasado
- vosotros habréis pasado
- ellos/ellas habrán pasado
Conditionalis I
- ik zou aangeven
- jij zou aangeven
- hij/zij/het zou aangeven
- wij zouden aangeven
- jullie zouden aangeven
- zij zouden aangeven
Condicional
- yo pasaría
- tú pasarías
- él/ella pasaría
- nosotros pasaríamos
- vosotros pasaríais
- ellos/ellas pasarían
Conditionalis II
- ik zou hebben aangegeven
- jij zou hebben aangegeven
- hij/zij/het zou hebben aangegeven
- wij zouden hebben aangegeven
- jullie zouden hebben aangegeven
- zij zouden hebben aangegeven
Condicional perfecto
- yo habría pasado
- tú habrías pasado
- él/ella habría pasado
- nosotros habríamos pasado
- vosotros habríais pasado
- ellos/ellas habrían pasado
Imperatief
- jij geef aan
- jullie geeft aan
Imperativo presente
- tú pasa
- vosotros pasad