Nederlands

Duits

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik neem aan
  • jij neemt aan
  • hij/zij/het neemt aan
  • wij nemen aan
  • jullie nemen aan
  • zij nemen aan

Präsens Indikativ

  • ich werbe an
  • du wirbst an
  • er/sie/es wirbt an
  • wir werben an
  • ihr werbt an
  • sie werben an

Onvoltooid verleden tijd

  • ik nam aan
  • jij nam aan
  • hij/zij/het nam aan
  • wij namen aan
  • jullie namen aan
  • zij namen aan

Präteritum Indikativ

  • ich warb an
  • du warbst an
  • er/sie/es warb an
  • wir warben an
  • ihr warbt an
  • sie warben an

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb aangenomen
  • jij hebt aangenomen
  • hij/zij/het heeft aangenomen
  • wij hebben aangenomen
  • jullie hebben aangenomen
  • zij hebben aangenomen

Perfekt Indikativ

  • ich habe angeworben
  • du hast angeworben
  • er/sie/es hat angeworben
  • wir haben angeworben
  • ihr habt angeworben
  • sie haben angeworben

Voltooid verleden tijd

  • ik had aangenomen
  • jij had aangenomen
  • hij/zij/het had aangenomen
  • wij hadden aangenomen
  • jullie hadden aangenomen
  • zij hadden aangenomen

Plusquamperfekt Indikativ

  • ich hatte angeworben
  • du hattest angeworben
  • er/sie/es hatte angeworben
  • wir hatten angeworben
  • ihr hattet angeworben
  • sie hatten angeworben

Toekomende tijd I

  • ik zal aannemen
  • jij zult aannemen
  • hij/zij/het zal aannemen
  • wij zullen aannemen
  • jullie zullen aannemen
  • zij zullen aannemen

Futur I Indikativ

  • ich werde anwerben
  • du wirst anwerben
  • er/sie/es wird anwerben
  • wir werden anwerben
  • ihr werdet anwerben
  • sie werden anwerben

Toekomende tijd II

  • ik zal aangenomen hebben
  • jij zult aangenomen hebben
  • hij/zij/het zal aangenomen hebben
  • wij zullen aangenomen hebben
  • jullie zullen aangenomen hebben
  • zij zullen aangenomen hebben

Futur II Indikativ

  • ich werde angeworben haben
  • du wirst angeworben haben
  • er/sie/es wird angeworben haben
  • wir werden angeworben haben
  • ihr werdet angeworben haben
  • sie werden angeworben haben

Conditionalis I

  • ik zou aannemen
  • jij zou aannemen
  • hij/zij/het zou aannemen
  • wij zouden aannemen
  • jullie zouden aannemen
  • zij zouden aannemen

Futur I Konjunktiv II

  • ich würde anwerben
  • du würdest anwerben
  • er/sie/es würde anwerben
  • wir würden anwerben
  • ihr würdet anwerben
  • sie würden anwerben

Conditionalis II

  • ik zou hebben aangenomen
  • jij zou hebben aangenomen
  • hij/zij/het zou hebben aangenomen
  • wij zouden hebben aangenomen
  • jullie zouden hebben aangenomen
  • zij zouden hebben aangenomen

Futur II Konjunktiv II

  • ich würde angeworben haben
  • du würdest angeworben haben
  • er/sie/es würde angeworben haben
  • wir würden angeworben haben
  • ihr würdet angeworben haben
  • sie würden angeworben haben

Imperatief

  • jij neem aan
  • jullie neemt aan

Imperativ

  • du wirb an
  • ihr werbt an

Verwijzingen

Bekijk 4 definitie(s) van aannemen