Vervoeging van aannemen
Onbepaalde wijs (infinitief): aannemen
Nederlands
Engels
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik neem aan
- jij neemt aan
- hij/zij/het neemt aan
- wij nemen aan
- jullie nemen aan
- zij nemen aan
Present
- I believe
- you believe
- he/she/it believes
- we believe
- you believe
- they believe
Onvoltooid verleden tijd
- ik nam aan
- jij nam aan
- hij/zij/het nam aan
- wij namen aan
- jullie namen aan
- zij namen aan
Simple past
- I believed
- you believed
- he/she/it believed
- we believed
- you believed
- they believed
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb aangenomen
- jij hebt aangenomen
- hij/zij/het heeft aangenomen
- wij hebben aangenomen
- jullie hebben aangenomen
- zij hebben aangenomen
Present perfect
- I have believed
- you have believed
- he/she/it has believed
- we have believed
- you have believed
- they have believed
Voltooid verleden tijd
- ik had aangenomen
- jij had aangenomen
- hij/zij/het had aangenomen
- wij hadden aangenomen
- jullie hadden aangenomen
- zij hadden aangenomen
Past perfect
- I had believed
- you had believed
- he/she/it had believed
- we had believed
- you had believed
- they had believed
Toekomende tijd I
- ik zal aannemen
- jij zult aannemen
- hij/zij/het zal aannemen
- wij zullen aannemen
- jullie zullen aannemen
- zij zullen aannemen
Future
- I will believe
- you will believe
- he/she/it will believe
- we will believe
- you will believe
- they will believe
Toekomende tijd II
- ik zal aangenomen hebben
- jij zult aangenomen hebben
- hij/zij/het zal aangenomen hebben
- wij zullen aangenomen hebben
- jullie zullen aangenomen hebben
- zij zullen aangenomen hebben
Future perfect
- I will have believed
- you will have believed
- he/she/it will have believed
- we will have believed
- you will have believed
- they will have believed
Conditionalis I
- ik zou aannemen
- jij zou aannemen
- hij/zij/het zou aannemen
- wij zouden aannemen
- jullie zouden aannemen
- zij zouden aannemen
Conditional present
- I would believe
- you would believe
- he/she/it would believe
- we would believe
- you would believe
- they would believe
Conditionalis II
- ik zou hebben aangenomen
- jij zou hebben aangenomen
- hij/zij/het zou hebben aangenomen
- wij zouden hebben aangenomen
- jullie zouden hebben aangenomen
- zij zouden hebben aangenomen
Conditional perfect
- I would have believed
- you would have believed
- he/she/it would have believed
- we would have believed
- you would have believed
- they would have believed
Imperatief
- jij neem aan
- jullie neemt aan
Imperative
- you believe
- you believe