Vervoeging van aanvallen
Onbepaalde wijs (infinitief): aanvallen
Nederlands
Spaans
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik val aan
- jij valt aan
- hij/zij/het valt aan
- wij vallen aan
- jullie vallen aan
- zij vallen aan
Indicativo presente
- yo acometo
- tú acometes
- él/ella acomete
- nosotros acometemos
- vosotros acometéis
- ellos/ellas acometen
Onvoltooid verleden tijd
- ik viel aan
- jij viel aan
- hij/zij/het viel aan
- wij vielen aan
- jullie vielen aan
- zij vielen aan
Indefinido
- yo acometí
- tú acometiste
- él/ella acometió
- nosotros acometimos
- vosotros acometisteis
- ellos/ellas acometieron
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb aangevallen
- jij hebt aangevallen
- hij/zij/het heeft aangevallen
- wij hebben aangevallen
- jullie hebben aangevallen
- zij hebben aangevallen
Pretérito perfecto compuesto
- yo he acometido
- tú has acometido
- él/ella ha acometido
- nosotros hemos acometido
- vosotros habéis acometido
- ellos/ellas han acometido
Voltooid verleden tijd
- ik had aangevallen
- jij had aangevallen
- hij/zij/het had aangevallen
- wij hadden aangevallen
- jullie hadden aangevallen
- zij hadden aangevallen
Pluscuamperfecto
- yo había acometido
- tú habías acometido
- él/ella había acometido
- nosotros habíamos acometido
- vosotros habíais acometido
- ellos/ellas habían acometido
Toekomende tijd I
- ik zal aanvallen
- jij zult aanvallen
- hij/zij/het zal aanvallen
- wij zullen aanvallen
- jullie zullen aanvallen
- zij zullen aanvallen
Futuro I
- yo acometeré
- tú acometerás
- él/ella acometerá
- nosotros acometeremos
- vosotros acometeréis
- ellos/ellas acometerán
Toekomende tijd II
- ik zal aangevallen hebben
- jij zult aangevallen hebben
- hij/zij/het zal aangevallen hebben
- wij zullen aangevallen hebben
- jullie zullen aangevallen hebben
- zij zullen aangevallen hebben
Futuro perfecto
- yo habré acometido
- tú habrás acometido
- él/ella habrá acometido
- nosotros habremos acometido
- vosotros habréis acometido
- ellos/ellas habrán acometido
Conditionalis I
- ik zou aanvallen
- jij zou aanvallen
- hij/zij/het zou aanvallen
- wij zouden aanvallen
- jullie zouden aanvallen
- zij zouden aanvallen
Condicional
- yo acometería
- tú acometerías
- él/ella acometería
- nosotros acometeríamos
- vosotros acometeríais
- ellos/ellas acometerían
Conditionalis II
- ik zou hebben aangevallen
- jij zou hebben aangevallen
- hij/zij/het zou hebben aangevallen
- wij zouden hebben aangevallen
- jullie zouden hebben aangevallen
- zij zouden hebben aangevallen
Condicional perfecto
- yo habría acometido
- tú habrías acometido
- él/ella habría acometido
- nosotros habríamos acometido
- vosotros habríais acometido
- ellos/ellas habrían acometido
Imperatief
- jij val aan
- jullie valt aan
Imperativo presente
- tú acomete
- vosotros acometed