Vervoeging van afspringen
Onbepaalde wijs (infinitief): afspringen
Nederlands
Engels
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik spring af
- jij springt af
- hij/zij/het springt af
- wij springen af
- jullie springen af
- zij springen af
Present
- I die
- you die
- he/she/it dies
- we die
- you die
- they die
Onvoltooid verleden tijd
- ik sprong af
- jij sprong af
- hij/zij/het sprong af
- wij sprongen af
- jullie sprongen af
- zij sprongen af
Simple past
- I died
- you died
- he/she/it died
- we died
- you died
- they died
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb afgesprongen
- jij hebt afgesprongen
- hij/zij/het heeft afgesprongen
- wij hebben afgesprongen
- jullie hebben afgesprongen
- zij hebben afgesprongen
Present perfect
- I have died
- you have died
- he/she/it has died
- we have died
- you have died
- they have died
Voltooid verleden tijd
- ik had afgesprongen
- jij had afgesprongen
- hij/zij/het had afgesprongen
- wij hadden afgesprongen
- jullie hadden afgesprongen
- zij hadden afgesprongen
Past perfect
- I had died
- you had died
- he/she/it had died
- we had died
- you had died
- they had died
Toekomende tijd I
- ik zal afspringen
- jij zult afspringen
- hij/zij/het zal afspringen
- wij zullen afspringen
- jullie zullen afspringen
- zij zullen afspringen
Future
- I will die
- you will die
- he/she/it will die
- we will die
- you will die
- they will die
Toekomende tijd II
- ik zal afgesprongen hebben
- jij zult afgesprongen hebben
- hij/zij/het zal afgesprongen hebben
- wij zullen afgesprongen hebben
- jullie zullen afgesprongen hebben
- zij zullen afgesprongen hebben
Future perfect
- I will have died
- you will have died
- he/she/it will have died
- we will have died
- you will have died
- they will have died
Conditionalis I
- ik zou afspringen
- jij zou afspringen
- hij/zij/het zou afspringen
- wij zouden afspringen
- jullie zouden afspringen
- zij zouden afspringen
Conditional present
- I would die
- you would die
- he/she/it would die
- we would die
- you would die
- they would die
Conditionalis II
- ik zou hebben afgesprongen
- jij zou hebben afgesprongen
- hij/zij/het zou hebben afgesprongen
- wij zouden hebben afgesprongen
- jullie zouden hebben afgesprongen
- zij zouden hebben afgesprongen
Conditional perfect
- I would have died
- you would have died
- he/she/it would have died
- we would have died
- you would have died
- they would have died
Imperatief
- jij spring af
- jullie springt af
Imperative
- you die
- you die