Vervoeging van afwikkelen

Onbepaalde wijs (infinitief): afwikkelen

Nederlands

Spaans

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik wikkel af
  • jij wikkelt af
  • hij/zij/het wikkelt af
  • wij wikkelen af
  • jullie wikkelen af
  • zij wikkelen af

Indicativo presente

  • yo desenvuelvo
  • desenvuelves
  • él/ella desenvuelve
  • nosotros desenvolvemos
  • vosotros desenvolvéis
  • ellos/ellas desenvuelven

Onvoltooid verleden tijd

  • ik wikkelde af
  • jij wikkelde af
  • hij/zij/het wikkelde af
  • wij wikkelden af
  • jullie wikkelden af
  • zij wikkelden af

Indefinido

  • yo desenvolví
  • desenvolviste
  • él/ella desenvolvió
  • nosotros desenvolvimos
  • vosotros desenvolvisteis
  • ellos/ellas desenvolvieron

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb afgewikkeld
  • jij hebt afgewikkeld
  • hij/zij/het heeft afgewikkeld
  • wij hebben afgewikkeld
  • jullie hebben afgewikkeld
  • zij hebben afgewikkeld

Pretérito perfecto compuesto

  • yo he desenvuelto
  • has desenvuelto
  • él/ella ha desenvuelto
  • nosotros hemos desenvuelto
  • vosotros habéis desenvuelto
  • ellos/ellas han desenvuelto

Voltooid verleden tijd

  • ik had afgewikkeld
  • jij had afgewikkeld
  • hij/zij/het had afgewikkeld
  • wij hadden afgewikkeld
  • jullie hadden afgewikkeld
  • zij hadden afgewikkeld

Pluscuamperfecto

  • yo había desenvuelto
  • habías desenvuelto
  • él/ella había desenvuelto
  • nosotros habíamos desenvuelto
  • vosotros habíais desenvuelto
  • ellos/ellas habían desenvuelto

Toekomende tijd I

  • ik zal afwikkelen
  • jij zult afwikkelen
  • hij/zij/het zal afwikkelen
  • wij zullen afwikkelen
  • jullie zullen afwikkelen
  • zij zullen afwikkelen

Futuro I

  • yo desenvolveré
  • desenvolverás
  • él/ella desenvolverá
  • nosotros desenvolveremos
  • vosotros desenvolveréis
  • ellos/ellas desenvolverán

Toekomende tijd II

  • ik zal afgewikkeld hebben
  • jij zult afgewikkeld hebben
  • hij/zij/het zal afgewikkeld hebben
  • wij zullen afgewikkeld hebben
  • jullie zullen afgewikkeld hebben
  • zij zullen afgewikkeld hebben

Futuro perfecto

  • yo habré desenvuelto
  • habrás desenvuelto
  • él/ella habrá desenvuelto
  • nosotros habremos desenvuelto
  • vosotros habréis desenvuelto
  • ellos/ellas habrán desenvuelto

Conditionalis I

  • ik zou afwikkelen
  • jij zou afwikkelen
  • hij/zij/het zou afwikkelen
  • wij zouden afwikkelen
  • jullie zouden afwikkelen
  • zij zouden afwikkelen

Condicional

  • yo desenvolvería
  • desenvolverías
  • él/ella desenvolvería
  • nosotros desenvolveríamos
  • vosotros desenvolveríais
  • ellos/ellas desenvolverían

Conditionalis II

  • ik zou hebben afgewikkeld
  • jij zou hebben afgewikkeld
  • hij/zij/het zou hebben afgewikkeld
  • wij zouden hebben afgewikkeld
  • jullie zouden hebben afgewikkeld
  • zij zouden hebben afgewikkeld

Condicional perfecto

  • yo habría desenvuelto
  • habrías desenvuelto
  • él/ella habría desenvuelto
  • nosotros habríamos desenvuelto
  • vosotros habríais desenvuelto
  • ellos/ellas habrían desenvuelto

Imperatief

  • jij wikkel af
  • jullie wikkelt af

Imperativo presente

  • desenvuelve
  • vosotros desenvolved

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van afwikkelen