Vervoeging van beproeven

Nederlands

Duits

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik beproef
  • jij beproeft
  • hij/zij/het beproeft
  • wij beproeven
  • jullie beproeven
  • zij beproeven

Präsens Indikativ

  • ich betrübe
  • du betrübst
  • er/sie/es betrübt
  • wir betrüben
  • ihr betrübt
  • sie betrüben

Onvoltooid verleden tijd

  • ik beproefde
  • jij beproefde
  • hij/zij/het beproefde
  • wij beproefden
  • jullie beproefden
  • zij beproefden

Präteritum Indikativ

  • ich betrübte
  • du betrübtest
  • er/sie/es betrübte
  • wir betrübten
  • ihr betrübtet
  • sie betrübten

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb beproefd
  • jij hebt beproefd
  • hij/zij/het heeft beproefd
  • wij hebben beproefd
  • jullie hebben beproefd
  • zij hebben beproefd

Perfekt Indikativ

  • ich habe betrübt
  • du hast betrübt
  • er/sie/es hat betrübt
  • wir haben betrübt
  • ihr habt betrübt
  • sie haben betrübt

Voltooid verleden tijd

  • ik had beproefd
  • jij had beproefd
  • hij/zij/het had beproefd
  • wij hadden beproefd
  • jullie hadden beproefd
  • zij hadden beproefd

Plusquamperfekt Indikativ

  • ich hatte betrübt
  • du hattest betrübt
  • er/sie/es hatte betrübt
  • wir hatten betrübt
  • ihr hattet betrübt
  • sie hatten betrübt

Toekomende tijd I

  • ik zal beproeven
  • jij zult beproeven
  • hij/zij/het zal beproeven
  • wij zullen beproeven
  • jullie zullen beproeven
  • zij zullen beproeven

Futur I Indikativ

  • ich werde betrüben
  • du wirst betrüben
  • er/sie/es wird betrüben
  • wir werden betrüben
  • ihr werdet betrüben
  • sie werden betrüben

Toekomende tijd II

  • ik zal beproefd hebben
  • jij zult beproefd hebben
  • hij/zij/het zal beproefd hebben
  • wij zullen beproefd hebben
  • jullie zullen beproefd hebben
  • zij zullen beproefd hebben

Futur II Indikativ

  • ich werde betrübt haben
  • du wirst betrübt haben
  • er/sie/es wird betrübt haben
  • wir werden betrübt haben
  • ihr werdet betrübt haben
  • sie werden betrübt haben

Conditionalis I

  • ik zou beproeven
  • jij zou beproeven
  • hij/zij/het zou beproeven
  • wij zouden beproeven
  • jullie zouden beproeven
  • zij zouden beproeven

Futur I Konjunktiv II

  • ich würde betrüben
  • du würdest betrüben
  • er/sie/es würde betrüben
  • wir würden betrüben
  • ihr würdet betrüben
  • sie würden betrüben

Conditionalis II

  • ik zou hebben beproefd
  • jij zou hebben beproefd
  • hij/zij/het zou hebben beproefd
  • wij zouden hebben beproefd
  • jullie zouden hebben beproefd
  • zij zouden hebben beproefd

Futur II Konjunktiv II

  • ich würde betrübt haben
  • du würdest betrübt haben
  • er/sie/es würde betrübt haben
  • wir würden betrübt haben
  • ihr würdet betrübt haben
  • sie würden betrübt haben

Imperatief

  • jij beproef
  • jullie beproeft

Imperativ

  • du betrüb(e)
  • ihr betrübt

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van beproeven