Vervoeging van bijverzekeren

Onbepaalde wijs (infinitief): bijverzekeren

Nederlands

Engels

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik verzeker bij
  • jij verzekert bij
  • hij/zij/het verzekert bij
  • wij verzekeren bij
  • jullie verzekeren bij
  • zij verzekeren bij

Present

  • I cover
  • you cover
  • he/she/it covers
  • we cover
  • you cover
  • they cover

Onvoltooid verleden tijd

  • ik verzekerde bij
  • jij verzekerde bij
  • hij/zij/het verzekerde bij
  • wij verzekerden bij
  • jullie verzekerden bij
  • zij verzekerden bij

Simple past

  • I covered
  • you covered
  • he/she/it covered
  • we covered
  • you covered
  • they covered

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb bijverzekerd
  • jij hebt bijverzekerd
  • hij/zij/het heeft bijverzekerd
  • wij hebben bijverzekerd
  • jullie hebben bijverzekerd
  • zij hebben bijverzekerd

Present perfect

  • I have covered
  • you have covered
  • he/she/it has covered
  • we have covered
  • you have covered
  • they have covered

Voltooid verleden tijd

  • ik had bijverzekerd
  • jij had bijverzekerd
  • hij/zij/het had bijverzekerd
  • wij hadden bijverzekerd
  • jullie hadden bijverzekerd
  • zij hadden bijverzekerd

Past perfect

  • I had covered
  • you had covered
  • he/she/it had covered
  • we had covered
  • you had covered
  • they had covered

Toekomende tijd I

  • ik zal bijverzekeren
  • jij zult bijverzekeren
  • hij/zij/het zal bijverzekeren
  • wij zullen bijverzekeren
  • jullie zullen bijverzekeren
  • zij zullen bijverzekeren

Future

  • I will cover
  • you will cover
  • he/she/it will cover
  • we will cover
  • you will cover
  • they will cover

Toekomende tijd II

  • ik zal bijverzekerd hebben
  • jij zult bijverzekerd hebben
  • hij/zij/het zal bijverzekerd hebben
  • wij zullen bijverzekerd hebben
  • jullie zullen bijverzekerd hebben
  • zij zullen bijverzekerd hebben

Future perfect

  • I will have covered
  • you will have covered
  • he/she/it will have covered
  • we will have covered
  • you will have covered
  • they will have covered

Conditionalis I

  • ik zou bijverzekeren
  • jij zou bijverzekeren
  • hij/zij/het zou bijverzekeren
  • wij zouden bijverzekeren
  • jullie zouden bijverzekeren
  • zij zouden bijverzekeren

Conditional present

  • I would cover
  • you would cover
  • he/she/it would cover
  • we would cover
  • you would cover
  • they would cover

Conditionalis II

  • ik zou hebben bijverzekerd
  • jij zou hebben bijverzekerd
  • hij/zij/het zou hebben bijverzekerd
  • wij zouden hebben bijverzekerd
  • jullie zouden hebben bijverzekerd
  • zij zouden hebben bijverzekerd

Conditional perfect

  • I would have covered
  • you would have covered
  • he/she/it would have covered
  • we would have covered
  • you would have covered
  • they would have covered

Imperatief

  • jij verzeker bij
  • jullie verzekert bij

Imperative

  • you cover
  • you cover

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van bijverzekeren