Vervoeging van blameren
Onbepaalde wijs (infinitief): blameren
Nederlands
Spaans
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik blameer
- jij blameert
- hij/zij/het blameert
- wij blameren
- jullie blameren
- zij blameren
Indicativo presente
- yo comprometo
- tú comprometes
- él/ella compromete
- nosotros comprometemos
- vosotros comprometéis
- ellos/ellas comprometen
Onvoltooid verleden tijd
- ik blameerde
- jij blameerde
- hij/zij/het blameerde
- wij blameerden
- jullie blameerden
- zij blameerden
Indefinido
- yo comprometí
- tú comprometiste
- él/ella comprometió
- nosotros comprometimos
- vosotros comprometisteis
- ellos/ellas comprometieron
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb geblameerd
- jij hebt geblameerd
- hij/zij/het heeft geblameerd
- wij hebben geblameerd
- jullie hebben geblameerd
- zij hebben geblameerd
Pretérito perfecto compuesto
- yo he comprometido
- tú has comprometido
- él/ella ha comprometido
- nosotros hemos comprometido
- vosotros habéis comprometido
- ellos/ellas han comprometido
Voltooid verleden tijd
- ik had geblameerd
- jij had geblameerd
- hij/zij/het had geblameerd
- wij hadden geblameerd
- jullie hadden geblameerd
- zij hadden geblameerd
Pluscuamperfecto
- yo había comprometido
- tú habías comprometido
- él/ella había comprometido
- nosotros habíamos comprometido
- vosotros habíais comprometido
- ellos/ellas habían comprometido
Toekomende tijd I
- ik zal blameren
- jij zult blameren
- hij/zij/het zal blameren
- wij zullen blameren
- jullie zullen blameren
- zij zullen blameren
Futuro I
- yo comprometeré
- tú comprometerás
- él/ella comprometerá
- nosotros comprometeremos
- vosotros comprometeréis
- ellos/ellas comprometerán
Toekomende tijd II
- ik zal geblameerd hebben
- jij zult geblameerd hebben
- hij/zij/het zal geblameerd hebben
- wij zullen geblameerd hebben
- jullie zullen geblameerd hebben
- zij zullen geblameerd hebben
Futuro perfecto
- yo habré comprometido
- tú habrás comprometido
- él/ella habrá comprometido
- nosotros habremos comprometido
- vosotros habréis comprometido
- ellos/ellas habrán comprometido
Conditionalis I
- ik zou blameren
- jij zou blameren
- hij/zij/het zou blameren
- wij zouden blameren
- jullie zouden blameren
- zij zouden blameren
Condicional
- yo comprometería
- tú comprometerías
- él/ella comprometería
- nosotros comprometeríamos
- vosotros comprometeríais
- ellos/ellas comprometerían
Conditionalis II
- ik zou hebben geblameerd
- jij zou hebben geblameerd
- hij/zij/het zou hebben geblameerd
- wij zouden hebben geblameerd
- jullie zouden hebben geblameerd
- zij zouden hebben geblameerd
Condicional perfecto
- yo habría comprometido
- tú habrías comprometido
- él/ella habría comprometido
- nosotros habríamos comprometido
- vosotros habríais comprometido
- ellos/ellas habrían comprometido
Imperatief
- jij blameer
- jullie blameert
Imperativo presente
- tú compromete
- vosotros comprometed