Vervoeging van change
Onbepaalde wijs (infinitief): to change
Engels
Nederlands
Present
- I change
- you change
- he/she/it changes
- we change
- you change
- they change
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik ruil om
- jij ruilt om
- hij/zij/het ruilt om
- wij ruilen om
- jullie ruilen om
- zij ruilen om
Simple past
- I changed
- you changed
- he/she/it changed
- we changed
- you changed
- they changed
Onvoltooid verleden tijd
- ik ruilde om
- jij ruilde om
- hij/zij/het ruilde om
- wij ruilden om
- jullie ruilden om
- zij ruilden om
Present perfect
- I have changed
- you have changed
- he/she/it has changed
- we have changed
- you have changed
- they have changed
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb omgeruild
- jij hebt omgeruild
- hij/zij/het heeft omgeruild
- wij hebben omgeruild
- jullie hebben omgeruild
- zij hebben omgeruild
Past perfect
- I had changed
- you had changed
- he/she/it had changed
- we had changed
- you had changed
- they had changed
Voltooid verleden tijd
- ik had omgeruild
- jij had omgeruild
- hij/zij/het had omgeruild
- wij hadden omgeruild
- jullie hadden omgeruild
- zij hadden omgeruild
Future
- I will change
- you will change
- he/she/it will change
- we will change
- you will change
- they will change
Toekomende tijd I
- ik zal omruilen
- jij zult omruilen
- hij/zij/het zal omruilen
- wij zullen omruilen
- jullie zullen omruilen
- zij zullen omruilen
Future perfect
- I will have changed
- you will have changed
- he/she/it will have changed
- we will have changed
- you will have changed
- they will have changed
Toekomende tijd II
- ik zal omgeruild hebben
- jij zult omgeruild hebben
- hij/zij/het zal omgeruild hebben
- wij zullen omgeruild hebben
- jullie zullen omgeruild hebben
- zij zullen omgeruild hebben
Conditional present
- I would change
- you would change
- he/she/it would change
- we would change
- you would change
- they would change
Conditionalis I
- ik zou omruilen
- jij zou omruilen
- hij/zij/het zou omruilen
- wij zouden omruilen
- jullie zouden omruilen
- zij zouden omruilen
Conditional perfect
- I would have changed
- you would have changed
- he/she/it would have changed
- we would have changed
- you would have changed
- they would have changed
Conditionalis II
- ik zou hebben omgeruild
- jij zou hebben omgeruild
- hij/zij/het zou hebben omgeruild
- wij zouden hebben omgeruild
- jullie zouden hebben omgeruild
- zij zouden hebben omgeruild
Imperative
- you change
- you change
Imperatief
- jij ruil om
- jullie ruilt om