Vervoeging van choke
Onbepaalde wijs (infinitief): to choke
34 alternatieve vertalingen
- belemmeren
- choken
- creperen
- dichten
- dichtmaken
- doodblijven
- doodgaan
- doodvallen
- expireren
- heengaan
- inslapen
- insluimeren
- kapotgaan
- neerslaan
- onderdrukken
- ontslapen
- opstoppen
- overgaan
- overlijden
- peigeren
- smoren
- sterven
- stikken
- stoppen
- toestoppen
- vergaan
- verkroppen
- verrekken
- verscheiden
- verslikken
- versmachten
- verstikken
- verstoppen
- volstoppen
Engels
Nederlands
Present
- I choke
- you choke
- he/she/it chokes
- we choke
- you choke
- they choke
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik versmoor
- jij versmoort
- hij/zij/het versmoort
- wij versmoren
- jullie versmoren
- zij versmoren
Simple past
- I choked
- you choked
- he/she/it choked
- we choked
- you choked
- they choked
Onvoltooid verleden tijd
- ik versmoorde
- jij versmoorde
- hij/zij/het versmoorde
- wij versmoorden
- jullie versmoorden
- zij versmoorden
Present perfect
- I have choked
- you have choked
- he/she/it has choked
- we have choked
- you have choked
- they have choked
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb versmoord
- jij hebt versmoord
- hij/zij/het heeft versmoord
- wij hebben versmoord
- jullie hebben versmoord
- zij hebben versmoord
Past perfect
- I had choked
- you had choked
- he/she/it had choked
- we had choked
- you had choked
- they had choked
Voltooid verleden tijd
- ik had versmoord
- jij had versmoord
- hij/zij/het had versmoord
- wij hadden versmoord
- jullie hadden versmoord
- zij hadden versmoord
Future
- I will choke
- you will choke
- he/she/it will choke
- we will choke
- you will choke
- they will choke
Toekomende tijd I
- ik zal versmoren
- jij zult versmoren
- hij/zij/het zal versmoren
- wij zullen versmoren
- jullie zullen versmoren
- zij zullen versmoren
Future perfect
- I will have choked
- you will have choked
- he/she/it will have choked
- we will have choked
- you will have choked
- they will have choked
Toekomende tijd II
- ik zal versmoord hebben
- jij zult versmoord hebben
- hij/zij/het zal versmoord hebben
- wij zullen versmoord hebben
- jullie zullen versmoord hebben
- zij zullen versmoord hebben
Conditional present
- I would choke
- you would choke
- he/she/it would choke
- we would choke
- you would choke
- they would choke
Conditionalis I
- ik zou versmoren
- jij zou versmoren
- hij/zij/het zou versmoren
- wij zouden versmoren
- jullie zouden versmoren
- zij zouden versmoren
Conditional perfect
- I would have choked
- you would have choked
- he/she/it would have choked
- we would have choked
- you would have choked
- they would have choked
Conditionalis II
- ik zou hebben versmoord
- jij zou hebben versmoord
- hij/zij/het zou hebben versmoord
- wij zouden hebben versmoord
- jullie zouden hebben versmoord
- zij zouden hebben versmoord
Imperative
- you choke
- you choke
Imperatief
- jij versmoor
- jullie versmoort