Vervoeging van clot
Onbepaalde wijs (infinitief): to clot
Engels
Nederlands
Present
- he/she/it clots
- they clot
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- hij/zij/het klontert samen
- zij klonteren samen
Simple past
- he/she/it clotted
- they clotted
Onvoltooid verleden tijd
- hij/zij/het klonterde samen
- zij klonterden samen
Present perfect
- he/she/it has clotted
- they have clotted
Voltooid tegenwoordige tijd
- hij/zij/het is samengeklonterd
- zij zijn samengeklonterd
Past perfect
- he/she/it had clotted
- they had clotted
Voltooid verleden tijd
- hij/zij/het was samengeklonterd
- zij waren samengeklonterd
Future
- he/she/it will clot
- they will clot
Toekomende tijd I
- hij/zij/het zal samenklonteren
- zij zult samenklonteren
Future perfect
- he/she/it will have clotted
- they will have clotted
Toekomende tijd II
- hij/zij/het zal samengeklonterd zijn
- zij zult samengeklonterd zijn
Conditional present
- he/she/it would clot
- they would clot
Conditionalis I
- hij/zij/het zal samenklonteren
- zij zullen samenklonteren
Conditional perfect
- he/she/it would have clotted
- they would have clotted
Conditionalis II
- hij/zij/het zal zijn samengeklonterd
- zij zullen zijn samengeklonterd