Vervoeging van coat
Onbepaalde wijs (infinitief): to coat
Engels
Nederlands
Present
- he/she/it coats
- they coat
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- hij/zij/het bakt aan
- zij bakken aan
Simple past
- he/she/it coated
- they coated
Onvoltooid verleden tijd
- hij/zij/het bakte aan
- zij bakten aan
Present perfect
- he/she/it has coated
- they have coated
Voltooid tegenwoordige tijd
- hij/zij/het is aangebakken
- zij zijn aangebakken
Past perfect
- he/she/it had coated
- they had coated
Voltooid verleden tijd
- hij/zij/het was aangebakken
- zij waren aangebakken
Future
- he/she/it will coat
- they will coat
Toekomende tijd I
- hij/zij/het zal aanbakken
- zij zult aanbakken
Future perfect
- he/she/it will have coated
- they will have coated
Toekomende tijd II
- hij/zij/het zal aangebakken zijn
- zij zult aangebakken zijn
Conditional present
- he/she/it would coat
- they would coat
Conditionalis I
- hij/zij/het zal aanbakken
- zij zullen aanbakken
Conditional perfect
- he/she/it would have coated
- they would have coated
Conditionalis II
- hij/zij/het zal zijn aangebakken
- zij zullen zijn aangebakken