Vervoeging van coat
Onbepaalde wijs (infinitief): to coat
Engels
Nederlands
Present
- he/she/it coats
- they coat
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- hij/zij/het bakt vast
- zij bakken vast
Simple past
- he/she/it coated
- they coated
Onvoltooid verleden tijd
- hij/zij/het bakte vast
- zij bakten vast
Present perfect
- he/she/it has coated
- they have coated
Voltooid tegenwoordige tijd
- hij/zij/het is vastgebakken
- zij zijn vastgebakken
Past perfect
- he/she/it had coated
- they had coated
Voltooid verleden tijd
- hij/zij/het was vastgebakken
- zij waren vastgebakken
Future
- he/she/it will coat
- they will coat
Toekomende tijd I
- hij/zij/het zal vastbakken
- zij zult vastbakken
Future perfect
- he/she/it will have coated
- they will have coated
Toekomende tijd II
- hij/zij/het zal vastgebakken zijn
- zij zult vastgebakken zijn
Conditional present
- he/she/it would coat
- they would coat
Conditionalis I
- hij/zij/het zal vastbakken
- zij zullen vastbakken
Conditional perfect
- he/she/it would have coated
- they would have coated
Conditionalis II
- hij/zij/het zal zijn vastgebakken
- zij zullen zijn vastgebakken